Schilderes Gerdine Duijsens en haar jarenlange strijd tegen het naschilderen van haar werk

In nieuws, Pers en publicatie by gallery

PERSBERICHT
Theo Broeren veroordeeld wegens plagiaat

Schilderes Gerdine Duijsens en haar jarenlange strijd tegen het naschilderen van haar werk

Gerdine Duijsens
Gerdine Duijsens geniet al jarenlang bekendheid met haar schilderijen van voluptueuze vrouwen en stevige mannen. Duijsens schildert met een groot gevoel voor humor, kleur en beweging in een stijl die het midden houdt tussen abstract en figuratief. Haar schilderijen hangen in galeries, restaurants en hotels in binnen- en buitenland. Duijsens ontdekte in 2006 een kopie van haar werk bij restaurant De Librije.

Johnnie en Theresa de Boer van restaurant de Librije hadden in een restaurant op Aruba werk zien hangen van Duijsens wat ze erg aansprak. Terug in Nederland bood Ivo de Lange van IQ kunst hen aan om werk van Duijsens te exposeren. Johnnie en Theresa de Boer vonden het een wonderlijk toeval en waren er erg blij mee. Ivo de Lange van IQ kunst nam contact op met Duijsens die vervolgens een groot aantal schilderijen leverde om te exposeren in de Librije. Vanwege privé omstandigheden kon Duijsens niet meer aan de vraag van IQ kunst voldoen en verbrak daardoor de relatie met IQ kunst. Tot grote verbazing van Duijsens vernam zij van een vriend die regelmatig bij de Librije at dat de schilderijen van Duijsens niet meer bij de Librije hingen. Nog groter werd de verbazing van Duijsens toen de vriend haar vertelde dat hij aan een ober van de Librije had gevraagd waarom de schilderijen van Duijsens er niet meer hingen, en de ober had medegedeeld dat deze waren vervangen door “originele” schilderijen. Duijsens begreep hier niets van! Immers, haar schilderijen waren de originele schilderijen!

Onderzoek van Duijsens naar de nabootser van haar schilderijen
Duijsens ging op onderzoek uit en ontdekte als snel dat IQ kunst nu werken van een andere schilder; Theo Broeren, aan De Librije had geleverd. Daarbij zou de galerie tegen de Librije hebben gezegd dat het werk van Broeren “het originele” werk was. Duijsens nam de eigenaren van De Librije niets kwalijk, immers zij gingen ook maar af op een verhaal van de galerie. Wel besloot zij de zaak tot op de bodem uit te zoeken. Immers, Duijsens wist 100% zeker dat zij gekopieerd werd, waarbij zij dan ook nog werd beschuldigd van het maken van kopieën; de wereld op zijn kop! Toen zij wist dat de schilder die haar naschilderde Theo Broeren was, klaagde zij hem meteen aan.

Hierna volgt een beknopte uiteenzetting van de rechtszaken die Duijsens heeft moeten voeren. Om goed te kunnen begrijpen waar het over gaat eerst iets over “auteursrecht” en “slaafse nabootsing”.

Bescherming van een kunstwerk op grond van het auteursrecht van de kunstenaar
Wanneer een kunstenaar geconfronteerd wordt met het naschilderen door een ander van zijn werk kan een kunstenaar zich beroepen op zijn auteursrecht. De vragen die dan aan de orde komen is 1) is het werk van de nageschilderde kunstenaar voldoende origineel en 2) is er voldoende gelijkenis tussen het nageschilderde kunstwerk en het originele kunstwerk, zodat er sprake is van “auteursrechtinbreuk”. Is er sprake van een origineel werk en is het nageschilderde werk daarvan een imitatie, dan is er sprake van een “auteursrechtinbreuk”. De kunstenaar kan dan degene die zijn werk heeft nageschilderd verbieden dit (nageschilderde) werk te laten zien en/of te verkopen, hij kan het nageschilderde werk zelfs opeisen om het te vernietigen.

Bescherming van een werk tegen slaafse nabootsing
Bij de bescherming van een kunstwerk op grond van het auteursrecht gaat het om een vrijwel één op één kopie. Het auteursrecht biedt echter geen bescherming tegen schilderijen die zijn geschilderd in een voor een bepaalde kunstenaar beschermde stijl. Zo mag iedereen in de stijl van Karel Appel schilderen, indien maar niet één op één een schilderij van Karel Appel wordt gekopieerd.

Toch kan het schilderen in de stijl van een bekende kunstenaar verwarrend zijn voor iemand die een schilderij wil kopen. Stel dat je enigszins bekend bent met het werk van Karel Appel, dan zal je al snel zijn specifieke stijl herkennen. Echter, je kunt dan niet met zekerheid zeggen of een schilderij alleen in de stijl van Karel Appel is geschilderd (maar niet door Karel Appel zelf geschilderd is) ofwel een echte Karel Appel is. Het schilderen in de stijl van een bekende kunstenaar kan onrechtmatig jegens die bekende kunstenaar zijn indien het niet nodig is om in die specifieke stijl te schilderen en door het schilderen in die stijl verwarring bij het publiek bestaan, waardoor een werk gemaakt door degene die in de stijl van een bekende kunstenaar schildert, kan worden aangezien voor een werk van die bekende kunstenaar zelf. Het voorgaande kan (kon) op grond van het leerstuk van “slaafse nabootsing” onrechtmatig zijn.

Zoals hierna zal blijken acht de Hoge Raad (het hoogste rechtscollege in Nederland) het schilderen in een stijl van een bekende kunstenaar niet (meer) onrechtmatig, ook al is het niet nodig om in die bekende stijl te schilderen en ontstaat er door het schilderen in die stijl verwarring bij het publiek. Over het hoe en wat van het arrest van de Hoge Raad later meer.

Procedure tegen Theo Broeren bij de rechtbank Den Bosch, augustus 2010

Een procedure bij de rechtbank Den Bosch tegen Theo Broeren volgde. Theo Broeren heeft in de procedure bij de rechtbank Den Bosch erkend dat hij drie schilderijen van Gerdine Duijsens heeft nageschilderd. Echter, volgens Broeren zou hij de schilderijen van Duijsens hebben mogen naschilderen omdat hij dit deed ter eigen oefening, studie en gebruik. Broeren beriep zich daarmee op een in de Auteurset opgenomen uitzondering (art. 16 B Auteurswet) op de regel dat je geen inbreuk mag maken op andermans werk.

De rechtbank Den Bosch veegde het argument van Broeren van tafel omdat de door Broeren nageschilderde werken van Duijsens in een gedeelte van het atelier van Broeren hingen welk toegankelijk was voor geïnteresseerden in het werk van Broeren, en daardoor een commercieel nuttig effect hadden op belangstellenden die zijn atelier bezoeken. De uitzondering van artikel 16B veronderstelt géén commercieel gebruik van het werk van Duijsens, echter Broeren maakte door de werken van Duijsens na te schilderen en deze op te hangen in een voor het publiek toegankelijk gedeelte van zijn atelier juist wel commercieel gebruik van de werken van Duijsens.

In het vonnis van 25 augustus 2010 oordeelde de rechtbank Den Bosch onder meer dat Theo Broeren inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van drie schilderijen van Duijsens, en heeft de rechtbank Broeren bevolen deze drie inbreukmakende werken ter vernietiging aan Duijsens af te geven.

Procedure tegen Theo Broeren bij het Gerechtshof Den Bosch, november 2011

Duijsens was blij met het vonnis van de rechtbank Den Bosch. In ieder geval stond nu vast dat Broeren inbreuk op het auteursrecht op drie schilderijen van haar hand had gemaakt.

Duijsens vond het echter wel heel vervelend dat Broeren ook een groot aantal schilderijen in de haar zo kenmerkende stijl had geschilderd, en dat de rechtbank dat niet onrechtmatig had geacht. Het ging in die gevallen niet om één op één kopieën, maar om door Broeren geschilderde schilderijen waarin figuren voorkomen die Duijsens ook veel gebruikt (voluptueuze dames met parelkettingen die wijn drinken) en die qua compositie doen denken aan de schilderijen van Duijsens.

Duijsens had gewild dat de rechtbank Den Bosch Broeren ook had verboden om deze schilderijen, die zo sterk doen denken aan de schilderijen van Duijsens, dat het publiek dat schilderijen koopt in verwarring is of het nu om een schilderij van Duijsens of van Broeren gaat, te maken en te verkopen.

Daarnaast vond Duijsens dat Broeren –naast de drie schilderijen waarvan de rechtbank Den Bosch vond dat Broeren met die schilderijen inbreuk maakt op het auteursrecht van Duijsens- op het auteursrecht van tenminste nog twee schilderijen van Duijsens inbreuk maakte.

Ook stoorde het Duijsens dat Broeren, na het vonnis van de rechtbank Den Bosch, Broeren zich is gaan profileren als de “bedenker” van de stijl waarin zowel hij als Duijsens schildert.

Duijsens ging daarom in hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Den Bosch bij het Gerechtshof te Den Bosch.

Broeren betwist bij het Hof dat hij geruchten in de markt zou verspreiden als dat niet Duijsens maar hij de bedenker van de stijl van Duijsens zou zijn. Broeren geeft aan dat hij al 30 jaar in dezelfde stijl schildert waarbij hij geïnspireerd zou zijn door “Botero” en “Fiep Westendorp” en en het daarom niet zo zou zijn dat Duijsens de eerste was die voluptueuze figuren in deze stijl is gaan schilderen. Het Hof vroeg Broeren concrete werken te noemen van voor 2006 waarmee hij zijn stellingen zou kunnen staven. Broeren bleef vaag bij de vraag wat hij in het verleden zou hebben geschilderd; het zou gaan om kindertekeningen op slaapkamermuren, schetsjes en af en toe schilderijen. Bovendien verklaarde Broeren geen enkele schildering, tekening, schets dan wel foto of andere kopie daarvan te hebben bewaard of te kunnen tonen.

Het Hof constateert dat –in tegen stelling tot het schildersverleden van Broeren- het schildersverleden van Duijsens goed gedocumenteerd is. Het Hof stelt vast dat Duijsens in ieder geval sinds 2001 haar werk openbaar heeft gemaakt en dat er geen enkele aanwijzing voorhanden is dat zij haar stijl zou hebben ontwikkeld op basis van schilderijen van Broeren. Het Hof acht het niet geloofwaardig dat Broeren, zonder hoofdzakelijk door Duijsens geïnspireerd te zijn, een stijl zou hebben ontwikkeld die zo sterk lijkt op de stijl van Duijsens. Het Hof gaat er dan ook vanuit dat niet Broeren, maar Duijsens de specifieke schilderstijl heeft ontwikkeld welke haar werken zo kenmerkend maken. Het Hof benoemt als kenmerken van de kenmerkende stijl van Duijsens:

– de omhoog stekende neus
– de verhouding tussen de omvang van het hoofd en de rest van het lichaam
– de vorm van de mond en de ogen (gesloten)
– de positie van de ogen, hoog op het hoofd
– de vorm en positie van de neus (boven de ogen)
– het overlopen van het hoofd in de hals (geen kin)
– de grote boezems bij de voluptueuze vrouwen
– de vorm van de jurk (galastijl) van de vrouw
– het pak (met vlinderdas) bij de stevige mannen
– de feestelijke setting (vaak drinkend)
– de parelsnoeren in stipvorm die de vorm van de boezem volgen
– de stand en vorm van de handen en de wijze van vasthouden van een glas of kopje
– de felle (met name primaire) kleuren

Het Hof stelt vast dat deze kenmerken in meer of mindere mate terugkomen in de werken van Broeren. De verschillen waar Broeren op heeft gewezen, zoals de strakkere lijnen, de preciezere schilderwijze en het verschil in concrete afbeelding, vallen volgens het hof pas op als schilderwerken van beide kunstenaars naast elkaar worden bekeken. Broeren is tekort geschoten in zijn verplichting om bij het nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door de gelijkheid van de schilderijen gevaar voor verwarring bij het schilderijen kopende publiek kan ontstaan.

De stijlnabootsing door Broeren is volgens het hof nodeloos, de schilderijen van Broeren “roepen direct associaties op met de schilderijen van Duijsens”, en daardoor kan volgens het hof verwarring bij het publiek bestaan, waardoor “een werk Broeren […] door het publiek allicht voor een schilderij van Duijsens [kan] worden aangezien”. Dat is volgens het hof onrechtmatig. Het Hof Den Bosch oordeelde dat Broeren in totaal 4 schilderijen slaafs heeft nagebootst.

Het Gerechtshof had ook nog te oordelen over de door Duijsens gestelde inbreuk op haar auteursrecht. Duijsens stelde zich op het standpunt dat Broeren niet op drie maar op het auteursrecht van tenminste vijf van haar schilderijen inbreuk maakte. Broeren was bij het Hof in beroep gegaan tegen het oordeel van de rechtbank Den Bosch dat hij inbreuk zou maken op het auteursrecht op drie schilderijen van Duijsens. Bij Gerechtshof te Den Bosch stelde Broeren zich opeens op het standpunt dat niet hij, maar een derde, de drie schilderijen had geschilderd waarvan de rechtbank al had vastgesteld dat deze inbreuk maken op het auteursrecht van Duijsens (!). Nu twee van de drie schilderijen –waarvan de rechtbank al had geoordeeld dat die inbreuk maken op het auteursrecht van Duijsens- zijn gesigneerd met “Theo” achtte het Hof de verklaring van Broeren als dat een derde de eigenlijke schilder van de inbreukmakende schilderijen zou zijn ongeloofwaardig. Bovendien had Broeren zich op het standpunt gesteld dat één van zijn schilderijen op zijn website te zien was. Dit bleek dan later nu juist een schilderij te zijn dat volgens Broeren een derde geschilderd zou hebben. Het Hof vond het verhaal van Broeren als dat een derde de drie inbreukmakende schilderijen waarvan de rechtbank al had geoordeeld dat ze inbreukmaken op het auteursrecht van Duijsens ook om die reden ongeloofwaardig.

Het Hof Den Bosch gaat verder dan de rechtbank Den Bosch. Oordeelde de rechtbank Den Bosch dat Broeren met drie schilderijen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Duijsens, het Hof Den Bosch oordeelde dat Broeren met vijf schilderijen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Duijsens.

De Hoge Raad, maart 2013

Broeren is het niet eens met het arrest van het Hof Den Bosch d.d. 15 november 2011, wat betreft het oordeel van het Hof Den Bosch aangaande het door hem slaafs nabootsen van de stijl van Duijsens, en stelt cassatie in bij de Hoge Raad. Let op! Broeren klaagt bij de Hoge Raad niet over het oordeel van het Hof Den Bosch dat hij met vijf schilderijen van zijn hand inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van Duijsens.

Broeren legt bij de Hoge Raad de principiële vraag voor of het recht wel ruimte biedt voor een bescherming van de stijl van Duijsens via het leerstuk van de “slaafse nabootsing” (het nodeloos in de stijl schilderen van Duijsens door Broeren, terwijl daardoor gevaar voor verwarring ontstaat bij het schilderijen kopende publiek).

Volgens Broeren is er geen ruimte voor toepassing van het leerstuk van slaafse nabootsing op een stijl. Dit nu het auteursrecht ook niet beschermd tegen het navolgen van een stijl. Het auteursrecht geeft geen exclusief recht aan degene die volgens een –hem/haar kenmerkende- stijl werkt. Het auteursrecht biedt alleen bescherming tegen nabootsing van een concreet specifiek werk (bijvoorbeeld een schilderij) en niet tegen nabootsing van een stijl. De ratio daarvan is omdat moeilijk is af te bakenen wat nu precies een stijl is, en daardoor wat wel/niet door het auteursrecht wordt beschermd. Naast het hiervoor genoemde afbakeningsprobleem is als reden voor het niet auteursrechtelijk beschermen van stijl in de rechtspraak aangenomen dat het wel beperken van stijl een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van creatie van de maker zou meebrengen, en aldus een rem op culturele ontwikkelingen zou vormen. Immers, niemand anders dan de originele kunstenaar zelf zou dan nog in de stijl van die kunstenaar kunnen werken, waardoor die kunstenaar als het ware een bepaalde stijl monopoliseert.

Broeren vindt dat om dezelfde redenen als dat het auteursrecht stijl niet beschermd, stijl ook niet via het leerstuk van de slaafse nabootsing beschermd zou moeten worden.

De Hoge Raad heeft op 29 maart 2013 arrest gewezen en geeft Broeren voor wat betreft zijn klacht aangaande de slaafse nabootsing gelijk:

“3.5 De klacht treft doel. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad brengt het gebruik van hetzelfde materiaal, het bewerken daarvan volgens dezelfde, een bepaald artistiek effect opleverende methode, of het volgen van dezelfde stijl, nog niet mee dat sprake is van nabootsing van een werk als bedoeld in art. 13 Aw (HR 28 juni 1946, NJ 1946/712, vgl. voorts HR 29 december 1995, […] NJ 1996/546). De Auteurswet geeft geen exclusief recht aan degene die volgens een – hem kenmerkende – stijl werkt. Aan deze rechtspraak ligt de gedachte ten grondslag dat de auteursrechtelijke bescherming van abstracties als stijlkenmerken een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van creatie van de maker zou meebrengen, en aldus een rem op culturele ontwikkelingen zou vormen.

3.6 Tegen deze achtergrond dient te worden geoordeeld dat het recht geen ruimte laat voor aanvullende bescherming van de maker van een werk op grond van art. 6:162 BW tegen zogenoemde slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken. Een ander oordeel zou meebrengen dat langs die weg alsnog het resultaat zou worden bereikt dat de hiervoor in 3.5 vermelde rechtspraak beoogt te voorkomen.”

De Hoge Raad sluit niet geheel uit dat slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken onrechtmatig kan zijn, maar dan zijn bijkomende omstandigheden nodig. Dat de nabootsing “nodeloos” is en bij het publiek verwarring wekt, is niet voldoende

Ten slotte

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een aantal door Broeren vervaardigde schilderijen niet onrechtmatig zijn jegens Duijsens op de grond van “slaafse nabootsing”. Echter, bij de Hoge Raad stond het feit dat Broeren vijf schilderijen van Duijsens heeft nagebootst en daarmee inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Duijsens in het geheel niet ter discussie. Derhalve staat nog steeds in rechte vast dat Broeren vijf schilderijen van Duijsens heeft nageschilderd. Ook is bij de Hoge Raad het oordeel van het Hof dat het niet geloofwaardig is dat Broeren, zonder hoofdzakelijk door Duijsens geïnspireerd te zijn, een stijl zou hebben ontwikkeld die zo sterk lijkt op de stijl van Duijsens. Dit nu Broeren –volstrekt ten onrechte- had beweerd toevallig dezelfde stijl te hebben ontwikkeld als Duijsens.

De Hoge Raad acht het alleen niet onrechtmatig om in andermans stijl te schilderen. De Hoge Raad acht het belang van het kunnen werken in andermans stijl, wat de culturele ontwikkeling ten goede zou komen belangrijker dan het beschermen van het schilderij kopende publiek tegen verwarring omtrent de herkomst van een schilderij.

Feit blijft dat Broeren opzettelijk vijf schilderijen van Duijsens heeft nageschilderd en in de stijl van Duijsens is gaan schilderen, alhoewel dat laatste door de Hoge Raad niet onrechtmatig wordt geacht.

Hieronder een overzicht van links naar de verschillende rechtszaken die hiervoor zijn besproken:

Rechtbank
Hof Den Bosch
Hoge Raad

Treft Broeren nu geen blaam?

Broeren doet het nu in verschillende media voorkomen alsof hem geen blaam zou treffen. Op de site http://www.iq.nl/nl/rechtszaaktheobroeren staat bijvoorbeeld:

OPEN HUIS MET THEO BROEREN

Het recht heeft gezegevierd in de zaak Gerdine Duijsens en Theo Broeren. Na anderhalf jaar procederen, die tot veel imagoschade heeft geleid is er dan eindelijk RECHT gesproken. Theo Broeren treft geen blaam. (zie artikel uit De Stentor van 1 juni 2013)

Niets is echter minder waar, in rechte staat vast dat Broeren vijf schilderijen van Duijsens heeft nageschilderd. De mededeling op de site van galerie IQ (hierboven weergegeven) als dat Broeren geen blaam zou treffen is derhalve onjuist en misleidend. Dat Broeren imagoschade zou hebben geleden is helemaal een gotspe. Het is juist Duijsens die dagelijks wordt geconfronteerd met de nare gevolgen van het gekopieerd worden en haar zorgvuldig opgebouwde imago in gevaar ziet komen daar de praktijken van Broeren. Er zijn partijen die –volkomen onterecht- menen dat Broeren het originele werk maakt, en niet Duijsens. Verwarring alom, verwarring gecreëerd door Broeren. Feit blijft dat Broeren schilderijen van Duijsens heeft nageschilderd om daar zelf goede sier mee te willen maken en in de stijl van Duijsens is gaan schilderen.

Voor informatie over de juridische aspecten van deze zaak kunt u contact opnemen met Mr. Q.J.A. Meijnen (www.meijnen.nl) advocaat te Amsterdam, tel. 020 638 47 27

Voor het overige vragen kunt u contact opnemen met Fine Fleur Art Gallery: contact@finefleurartgallery.com